De bomen lijken een westrijd te voeren. Rode bladeren schreeuwen om aandacht terwijl de diep groene naaldbomen rustig in hun oude, vertrouwde houding blijven staan. Het loofbos wint het voor mij en ademloos loop ik door de bergen bladeren. Een beetje teleurgesteld hoor ik mijn eigen voetstappen en het lichte hijgen van Sproet in mijn kielzog. Ik hoor een specht en hoop hem ook te zien, maar dat zal zo niet lukken. Vlaamse gaaien scheren laag door het struikgewas. Voor Doerak een welkome afleiding waar hij, tegen beter weten in, een kat en muisspel mee speelt. Ik neem zo veel mogelijk in me op, rek me uit om de pracht boven mijn hoofd te zien en let op dat er geen paddenstoelen vermorzeld worden onder mijn lompe boslaarzen. Ongemerkt beland ik zo nu en dan in een donker stuk bos. In de zomermaanden kan ik ook daar genieten. De naaldbomen reiken tot grote hoogte en geven mij een prettig, nietig gevoel. Maar nu weet ik dat juist hier everzwijnen kunnen zitten. Wachtend op de late namiddag om naar voedsel te zoeken. Het is nog lang geen winter, maar aan de sporen te zien rukken ze al op tot in het dorp. Onder de wandelaars gonst het al. "Vermijd het pad aan de rechterkant" en "Ze zijn al over het fietspad". Ik versnel daarom maar mijn pas en merk op dat Doerak al snel voor mij op het pad komt lopen. Sproet verplaatst zich naast mij en als een geoliede driekoppige machine draaien onze hoofden van links naar rechts. Ik ruik nog niets, maar ben toch blij met de smalle lichtbundels die zich aan het einde van het pad door het naaldendak boren. Nog een enkele pas en de felle zonnestralen zetten de rode bladeren op de grond in vuur en vlam. De schoonheid is overweldigend en met een gelukkig gevoel blijf ik er even midden in staan. Gewoon, omdat dat kan. De stilte van het bos sluit zich als een zachte deken om me heen en alsof ze dat lekkere gevoel met mij willen delen verschijnen er twee kleine eekhoorntjes. Ze rennen wat rondjes achter elkaar aan om een laaghangende tak om vervolgens, kopjes in de lucht en kontjes naar benee, mij aan te kijken. Ik krijg niet voldoende tijd om op te maken waarom ze dat doen. (Horen ze in dit jaargetijde niet solitair te zijn?) Doerak krijgt namelijk lucht van hen en dendert er op af. Gekscherend maken ze nog een ererondje om de stam voordat ze in een niet te evenaren tempo de stam naar boven toe volgen. Met een brede glimlach blijft mijn stoere wolfhond triomfantelijk naast de boom staan. Dat zal ze leren! Een beetje rondjes draaien als wij hier lopen! Zijn blijheid slaat op mij over en ik besluit niet te willen zien wie hier nou het meeste leedvermaak heeft. Er hangt ons toch al van alles boven het hoofd, die eekhoorntjes kunnen daar nog wel bij.
Een uurtje, 68 paddenstoelen en dertigduizendvierhonderzestien blaadjes verder ben ik weer terug bij de auto. Doerak is nergens te bekennen, maar ik weet dat hij ergens wacht op mijn vermanende woorden. Dus, kiezend voor de makkelijke weg, loop ik maar in een wijde boog mopperend om de auto. En ja hoor, daar springt hij al voor me uit, op veilige afstand en blijft bij de open achterbak staan. "Ene, tweee...." ik hoef de zin niet af te maken. Het geluk druipt van zijn kop; "heb ik jou even tuk!" Keep on dreaming, Doerak, wat jou gelukkig maakt!
Wat kan je toch enorm leuk schrijven. Literair hoogstandje, een genot om te lezen. En dan het einde.... wie houdt wie nou voor de gek, tja ze zijn slim die honden, maar wij blijven toch net iets slimmer. Leuk stukje!!!
BeantwoordenVerwijderenMooi geschreven weer. En inderdaad, in de herfst is het loofbos echt het mooiste!
BeantwoordenVerwijderen